Inflexiones de zurechtlegend [adj.]
Nominativzurechtlegende
Akkusativzurechtlegenden
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegende
Akkusativzurechtlegende
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegende
Akkusativzurechtlegende
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegenden
Akkusativzurechtlegenden
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegender
Akkusativzurechtlegenden
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegende
Akkusativzurechtlegende
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegendes
Akkusativzurechtlegendes
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegenden
Akkusativzurechtlegenden
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegender
Akkusativzurechtlegenden
Dativzurechtlegendem
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegende
Akkusativzurechtlegende
Dativzurechtlegender
Genitivzurechtlegender
Nominativzurechtlegendes
Akkusativzurechtlegendes
Dativzurechtlegendem
Genitivzurechtlegenden
Nominativzurechtlegende
Akkusativzurechtlegende
Dativzurechtlegenden
Genitivzurechtlegender
(Pos.)zurechtlegend
(Komp.)zurechtlegender
(Super.)zurechtlegendst
Otras palabras (mismo modelo) :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 palabras)